Special: Neo-Ottomanen en kunst
Het gebeurt maar heel zelden dat gemeentelijke verkiezingen wereldnieuws worden. Op 31 maart 2019 wisten heel wat journalisten echter maar over één iets te schrijven, gemeentelijke verkiezingen, en dan nog wel gemeentelijke verkiezingen in Turkije. De onverslaanbaar geachte president Recep Tayyip Erdoğan en zijn Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) verloren Turkije's twee grootste steden aan de oppositie, Istanbul en Ankara. Hoewel het verkiezingsresultaat in Istanbul nog steeds wordt betwist en het niet zeker is dat CHP-kandidaat Ekrem İmamoğlu ooit de ambt van burgemeester zal betreden, betekent het verkiezingsresultaat toch een trendbreuk in de Turkse politiek. De groeiende onvrede over het AKP beleid kan gevolgen hebben voor de kunstproductie en het conservatiebeleid in Turkije.
Special
Special is geen vaste rubriek. Bepaalde gebeurtenissen in de actualiteit vragen echter om meer uitleg. Wanneer deze voorvallen, besteedt SUBLIEM er de nodige aandacht aan.
Nog niet zo lang geleden, op de mistige morgen van 22 december 2016, voltrok zich in een Turks Zwarte Zeestadje een gebeurtenis typerend voor hoe de huidige Turkse regering omgaat met Turkije's geschiedenis en erfgoed. Op het centrale plein, waar de sneeuw van vorige nacht samen met een ijzige wind voor barre omstandigheden zorgde, slaagden een tiental gemeentewerkers erin een monumentaal standbeeld van Atatürk, de grondlegger van de Turkse republiek, van zijn sokkel te heffen en op de laadbak van de vrachtwagen te sleuren. Een paar meter verder, op afstand gehouden door een overdreven politieaanwezigheid, protesteerde een groepje lokale actievoerders met leuzen als: "Jullie wissen onze geschiedenis uit!" en "Blijf van de Vader der Turken!" Deze gebeurtenis kaderde binnen een ruimtelijk stadsproject. Het centrale plein kreeg een nieuwe naam, ""het 15 juli Democratie en Republiek Plein." Hoewel de naam niet zo goed in de mond ligt, weten Turken meteen dat het plein voortaan opgedragen wordt aan de meer dan 200 doden die vielen bij de mislukte staatsgreep van 15 juli 2016. Voortaan zou het plein vrij blijven van standbeelden.
Hoewel de bovenstaande gebeurtenis op het eerste zicht een simpel stukje ruimtelijke planning lijkt, bewees de aanwezigheid van een kleine, maar gedreven groep actievoerders dat er meer aan de hand was. Het neerhalen van standbeelden heeft dan ook bijna altijd een ideologische lading, om de eenvoudige reden dat standbeelden op zichzelf uitingsvormen van ideologieën zijn. Mustafa Kemal, beter gekend als Atatürk, stichtte in 1923 de Turkse republiek uit de assen van het Ottomaanse Rijk. Hij streefde een seculiere republiek na met een scheiding tussen religie en staat, met gelijkwaardige vrouwenrechten, met verregaande industrialisering, met een hoogopgeleide bevolking en met bijzondere aandacht voor historisch erfgoed. Bijna 100 jaar later is Turkije een economische krachtmotor, is het opleidingsniveau hoger dan ooit, en is het Turkse patrimonium wereldberoemd. Maar minder aansluitend bij Atatürk wordt het secularisme steeds meer in twijfel getrokken en bezet de politieke islam alle sleutelposities in de Turkse politiek. Het is geen geheim dat huidig president Recep Tayyip Erdoğan en zijn AK Partij de toekomst radicaal anders zien dan Atatürk en zijn aanhangers. Turkije moet een machtige, geopolitieke wereldspeler zijn, Turkije moet bij de top tien grootste economieën ter wereld horen en Turkije moet de islamitische religie een centrale rol toebedelen in haar cultuur en beleid.
In deze context is het niet verwonderlijk dat de groep actievoerders zwaar tilden aan het wegnemen van het Atatürk-standbeeld. Ze vermoedden achter het hele gebeuren de ideologische drijfveren van de machthebbers. Voor hen betekende het verdwijnen van het standbeeld het symbolische einde van een seculier Turkije en een overwinning voor de ideologie die hun president propagandeert.
AKP-aanhangers halen vaak inspiratie uit de geschiedenis. Ze kijken vol liefde terug naar het Ottomaanse Rijk, eeuwenlang het grootste islamitische rijk op aarde. Ze betreuren Atatürks afkeer voor de eeuwenoude tradities van het Ottomaanse Rijk en ze dromen van een Turkije dat zich terug aansluit bij haar "pre-republikeins" verleden. Vrij toepasselijk worden aanhangers van de AK Partij en haar ideologie vaak "Neo-Ottomanen" genoemd. Daartegenover staan diegenen die geloven in Atatürks dromen en beleidsmaatregelen. Zij worden "Republikeinen" genoemd, om zo het onderscheid te benadrukken tussen een seculiere republiek en het autoritaire en dynastieke Ottomaanse Rijk.
Zoals wel vaker worden ook hier standbeelden, architectuur en het erfgoedbeleid ingezet als een wapen in het ideologisch conflict. Eeuwen geleden al ontdekte men dat monumenten een bijzondere overtuigingskracht hebben op de bevolking. Het is niet zonder reden dat kerken altijd de grootste of mooiste gebouwen waren in een dorp of stad. Ook de huidige Turkse regering begrijpt de kracht hiervan en financierde tal van nieuwe monumentale gebouwen. Enkele voorbeelden zijn het in 2004 geopende presidentiële paleis in Ankara, de bijna 9000 nieuwe moskeeën in binnen- en buitenland en een groot aantal enorme huisvestigingsprojecten over heel Turkije. Opvallend is dat deze nieuwe bouwprojecten worden opgetrokken in een architectuurstijl die duidelijk aansluit bij de historische Ottomaanse bouwstijl. Zo is het meest indrukwekkende nieuwe gebouw, de Çamlıca Moskee in Istanbul, architecturaal een exacte kopie van de zogenaamde sultanmoskeeën die de skyline van historisch Istanbul sieren. De mega-moskee is de grootste van het land en geeft plaats aan meer dan 10 000 gelovigen.
De huidige Turkse revival van historische architectuurstijlen wordt toepasselijk benoemd als "Neo-Ottomaanse architectuur." Voorstanders van de bouwstijl prijzen het contrast met de eindeloze grijze appartementsgebouwen die in de voorgaande eeuw wereldwijd en zo ook in Turkije werden opgetrokken. Ze pleiten voor de nieuwe bouwstijl die duidelijk in het verleden geworteld is en voor de bevolking natuurlijker aanvoelt en aansluit bij haar "Turkse identiteit."
Niet enkel nieuwe architectuur wordt in dit hele ideologische debat ingezet, ook het Turkse erfgoedbeleid volgt soms duidelijk, soms minder duidelijk het Neo-Ottomaanse verhaal. De laatste jaren ontstond een steeds grotere discrepantie tussen de West-Europese en Turkse monumentenzorg. Terwijl in West-Europa onder de bevolking en de politiek een steeds groter bewustzijn omtrent de waarde van historisch erfgoed groeit, woedt er in Turkije een ware ontwikkelingsdrang waar geen plaats is voor erfgoed. In Istanbul werden oude historische wijken als de Sulukulewijk, de Tokludedewijk (in de Unesco-werelderfgoed-zone dan nog wel) en de Tarlabaşıwijk bijna volledig afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw in een pastichestijl.

Het teloorgaan van erfgoed op een dergelijke schaal zou vandaag de dag in West-Europa hevig protest uitlokken. Ook in Turkije lokken sommige projecten protest uit. Zo braken in 2013 de welgekende Gezi Park-demonstraties uit vanwege het overheidsplan om het modernistische Taksimplein anders in te richten. Het Taksimplein, centrum van het kosmopolitische en republikeinsgezinde Istanbul, zou met een winkelcentrum in "Neo-Ottomaanse" stijl worden volgebouwd. Desalniettemin stoot het Turkse erfgoedbeleid in het algemeen op weinig weerstand. Voorstanders van het beleid zien in de projecten een nieuw groots Turkije en spreken van een nieuwe Neo-Ottomaanse wereldorde.
Tot voor kort leek het erop dat in de toekomst meer en meer symbolische plekken "heringericht" zullen worden om de Neo-Ottomaanse ideologie te weerspiegelen. Met de verkiezingen van 31 maart 2019 lijkt de Turkse bevolking echter een ander pad te kiezen. Voorlopig zit Turkije tot 2023 vast in een zeldzame verkiezingsvrije periode. Welk erfgoedbeleid na 2023 zal worden gevoerd, is afhankelijk van het vermogen van de AKP om de onvrede onder een groot deel van de bevolking weg te werken.